Vergankelijkheid

vergankelijkheidDeze zomer snoof ik nestgeur op. Sinds 1975 voor het eerst weer in de zomer in Oostenrijk: mijn moeders-moeders-land. Het land waar mijn bonma, zo noemden we haar, rond de vorige eeuwwisseling geboren werd, ergens in het boerenland. Ze kon nog vertellen over hun geiten, over strudl bakken in een houtgestookte oven en over de lange weg die ze moest lopen naar school.

Wat doen arme boerengezinnen in een tijd waarin industrialisatie hoogtij viert? Juist: migreren. Bonma verhuisde met haar ouders en zusjes naar het Ruhrgebied. Op haar 16e kwam ze in haar eentje naar Nederland om te werken in een naaiatelier. Ze is nooit meer terug gegaan. Een gegeven in mijn jeugd, in mijn leven, die Oostenrijkse roots, iets om verder niet meer bij na te denken. Zo was het gewoon.

In mijn jeugd gingen we elke zomervakantie naar Oostenrijk. We huurden een huisje bij de restjes familie die nog vindbaar waren, 50, 60 jaar na bonma’s vertrek. Deze zomer ging ik terug. Tot mijn verrassing werd het een duik in onbewuste herinneringen, in nestgeur. Als 57-jarige terug in kinderschoenen.

Twee grote thema’s lieten zich voelen. De eerste was eenzaamheid.

Aan de voet van de Grossglockner wandelden we langs een cultuur-leer-pad, een wandelpad waar regelmatig kleine expositietjes en informatieborden langs geplaatst zijn, over de ontwikkeling van het land en het landleven. En daar, in het landschap van mijn bomma, zag ik levensgrote zwart-witfoto’s van hoe het leven daar was in de tijd dat bonma er nog woonde. Het was zo wezensvreemd, in vergelijking met de herinnering die ik aan haar had in haar Maastrichtse omgeving, en tegelijkertijd zo ontzettend bekend. Vraag me niet hoe, maar ergens hebben haar jeugdherinneringen zich geworteld in mijn ver verstopte geheugen. Migreren, in die tijd, over zo een afstand, het was zo definitief. Afgesneden. Allerlei andere herinneringen aan bonma kwamen omhoog. Hardwerkend, status gevoelig, romantisch, gedreven, ambitieus, veroordelend,…… Eenzaam. Het gat in haar leven dat wij, vrijgevochten kleinkinderen, niet konden vullen. Net zoals mijn moeder, enig kind, dat niet had kunnen doen. Oorverdovende eenzaamheid.

Door de kieren van de eenzaamheid wordt het tweede thema van mijn trip al zichtbaar: vergankelijkheid.

Het definitieve doorwentelen van de tijd maakt dat onze beslissingen en de gebeurtenissen in ons leven onuitwisbaar worden. We kunnen niet terug. Wat achter ons ligt, ligt vast, en bepaalt de grote kaders van wat voor ons ligt. Alleen in het nu is er de voortdurende speelruimte voor het aanmaken van nieuwe gebeurtenissen, spelend met datgene wat zich aan ons voordoet, voortbouwend op de kaders die eerder al handelend ontstonden. Ongeremd of uiterst behoedzaam volgen we het spoor van ons leven en begeven we ons steeds opnieuw op een ongebaand pad.
Het leven van bomma was dichtbij, deze zomer. Ik zag in helikopterview hoe daadkracht en vergankelijkheid in haar leven zich met elkaar verstrengelden.

Later, de plaatsen bezoekend waar wij vroeger onze vakanties doorbrachten, ontmoette ik opnieuw ver verstopte herinneringen. Nu de mijne. Bij het omslaan van een bocht in de weg ineens instinctief het landschap te herkennen. Een adembenemend gevoel: hier was het. Hier was ik, klein Marjootje. Het landschap is gebleven, de kerk in het dorp, het huisje, het uitzicht, de winkel waar ik snoepjes kocht.
Degene die ik toen was, is er niet meer. Of toch? Ja, zorgvuldig ingepakt in een bedje van nestgeur, diep weggestopt. Deze zomer pakte ik haar even uit. Ik ben haar en kan haar niet meer zijn. Vergankelijkheid.

een seculier gebed, kan dat?

 

Ik roep de wereld aan

Ik roep de wereld aan
het grote geheel van
alles wat leeft en wat niet leeft
wat in samenhang met elkaar bestaat en
trilt van ingehouden levenskracht.

Ik roep de wereld aan
waar alles een plek heeft en naadloos in elkaar past
het uitdijende en het ineenschrompelende
het schitterende en het verblekende
het stralende en het absorberende
het natte, het vochtige en het droge
het harde en het zachte
het oorverdovende en het stille
het gewoeker en gewoel, de chaos en
de lege kale vlakten die alles met ruimte omhullen.

Ik roep de wereld aan

Laat me zien waar mijn plek is
tussen dit al tesamen trillende één geheel vormende

Laat me mijn stem horen
in harmonie en disharmonie met alle miljarden en miljarden andere stemmen

Laat me mijn lichaam voelen
in het samen bewegen van al het levende

Laat me mijn geur ruiken
in de geurboeketten die vrij zweven op de luchtlagen die de al het andere omringen

Laat me proeven hoe mijn smaak tot zijn recht komt
in geraffineerde smaakcombinaties met al wat er is en te proeven is

Laat me mijn plek vinden
daar waar ik door er te zijn en de dingen uit mijn handen te laten komen
mij onlosmakelijk verbonden weet
met dat grote, grote, zoemende, eeuwig bewegende, trillende geheel

 

vrij naar the Artists Prayer van Julia Cameron

Marjo van Bergen, 2016

Rothko

silence-rothko
Mark Rothko – stilte

 

Een regenachtige dinsdagmorgen, maart 2002. Ik ben bezig met mijn eerste collegecyclus op de Universiteit voor Humanistiek. Het vak heet Humanisme, Islam, Christendom. Ik ben dan 43 jaar, heb een managementbaan opgegeven om een droom waar te maken. Een nogal dwingende en steeds terugkerende droom: aan het werk kunnen als geestelijk verzorger. En daar zit ik nu, het terug in de collegebanken. Ik heb voor de UvH gekozen, omdat humanisme van al die levensbeschouwingen het dichtst bij me ligt. Maar ik ben ook bezorgd. Hoe inspirerend zal ik het vinden? Is het me niet veel te rationeel en filosofisch? Zou er voldoende ruimte zijn voor beleving? Voor de inspiratie die ik vind in stilte, de natuur, het terugkeren naar wat zich roert bij mij van binnen?

Het eerste voorzichtige antwoord, gekregen in het eerste deel van het vak, over humanisme, gegeven door Jan Hein Mooren, was ja. Jan Hein ruimde veel tijd in voor de humanistische psychologie. En daarbinnen richtte hij onze aandacht juist op de beleving. Piekervaringen van Maslow, de nadruk die de humanistische psychologen legden op het beleven en doorleven van ingrijpende ervaringen en sublieme momenten. De noodzaak daarvan voor bewustzijn, persoonlijke ontwikkeling en het vormen van een stevig gewortelde levensbeschouwing. Die momenten herkende ik als grootste inspiratiebron en aanjager van mijn eigen levensbeschouwelijke ontwikkeling. Ik begon me thuis te voelen.

Terug naar die dinsdagochtend, later in diezelfde collegecyclus. Laurens ten Kate, net nieuw benoemd docent aan de UvH, doet het deel over christendom. Hij beschrijft de kracht van de negatieve theologie. Op het scherm in de grote collegezaal verschijnt levensgroot een schilderij. Twee vlakken kleur boven elkaar. Wat is dit??? Terwijl Laurens praat, word ik dat schilderij in gezogen. Mijn ogen hechten zich in eerste instantie aan de grens tussen de twee vlakken. Hij werkt als een horizon en trekt me mee de verte in. Het roept de sensatie van stilte op. Ik kan mijn ogen bijna niet losmaken van die diepte. De reactie is fysiek. De tranen schieten in mijn ogen, mijn ademhaling stokt en naarmate ik me meer mee laat nemen het schilderij in verdiept hij zich, tot diep onderin mijn buik. Ik kan nu verder kijken, ook naar de vlakken die het schilderij vormen. Ik zie nu dat ze niet egaal zijn, maar gelaagd, dat er structuur in zit en, ook in die vlakken, diepte. Laurens noemt de naam van de schilder, en die komt wel over: Mark Rothko.

Vorig jaar, op mijn 55e verjaardag, stond ik onverwacht voor het eerst oog in oog met een echte Rothko in het Stedelijk Museum. Gelukkig stond er een bankje, waar ik zeker 20 minuten heb gezeten. Afgelopen winter was er voor het eerst sinds 40 jaar weer een overzichtstentoonstelling van de werken van Rothko in Nederland. Op een ijskoude, besneeuwde en zonnige dinsdagochtend liep, stond en zat ik urenlang tussen de Rothko’s. Een van de bijschriften op de tentoonstelling:

weep-Rothko

 

 

 

 

 

Rothko richtte een kapel in, in Houston, Texas. Een kapel zonder enige verdere specifieke levensbeschouwelijke inkleuring. 14 enorme Rothko’s, een achthoekige ruimte, daglicht dat van boven komt en in het midden banken om het geheel op je in te kunnen laten werken. In Nederland zou de term voor deze ruimte niet ‘kapel’ zijn, maar ‘stiltecentrum’, zoals geestelijk verzorgers ze in richten op de locaties waar ze werken. Een stiltecentrum, waar je stilte kunt laten werken, in jezelf. Op de website van de Rothko kapel zegt een bezoeker:

“It happens. The light shifts, the shadows from leaves outside play against the paintings and suddenly a knot is undone. It feels like free fall. Only up.”

Het heeft een tijd geduurd voordat ik als humanistisch geestelijk verzorger echt met stilte durfde te gaan werken. Ik doe het nu, in retraites, in bezinningsbijeenkomsten en in mijn begeleidingswerk. Omdat ik weet dat die ervaring van verdiepende stilte werkt, woordenloos. Rothko is een van degenen die me dat geleerd heeft.

 

Ik heb Online mijn eigen Rothko verzameling aangelegd. Op Pinterest kun je hem bekijken: https://www.pinterest.com/berge333/rothko/ . En in Den Haag in het gemeentemuseum heb ik dit jaar zelf Rothko’s gefotografeerd. De foto’s staan in een album op mijn Facebook account https://www.facebook.com/marjo.vanbergen/media_set?set=a.938208746189400.1073741828.100000008497983&type=3

Een prachtige en vrij recente Nederlandstalige documentaire over Mark Rothko, zijn werk, zijn inspiratiebronnen en de Houston Chapel vind je hier: documentaire Rothko

Niet te vergelijken met het echte werk, maar toch…